Hanneke Poelmans – Mondkapje

Zwolle – Iedere laatste vrijdag van de maand verblijdt Hanneke Poelmans ons met een column over datgene wat haar bezighoudt. Hanneke is een veelzijdig creatief talent in onze stad: tekstschrijver, dichter, debatleider, moderator en spreker over bijvoorbeeld (haar) autisme. Daarnaast geeft ze gastlessen voor ProDemos over de democratie en rechtsstaat en is ze werkzaam als communicatiemedewerker bij Dimence.
Mondkapje
Heeft u er al een? Een mondkapje. Zo niet, dan is de kans groot dat dat ook niet meer gaat lukken, want die dingen zijn niet meer aan te slepen. Of u moet nog ergens een oud stofmasker op zolder hebben liggen (te verstoffen, haha). De Zwolse online drogist Bonkey.nl speelde handig in op de nationale paniek door mondkapjes als ‘coronavirus-mondmasker’ te verkopen; ze gingen als warme broodjes over de toonbank. Het nut van de maskers staat overigens ter discussie, maar dat doet er niet toe bij de huidige massahysterie. We willen gerustgesteld worden, maatregelen treffen, ook al zijn ze zinloos. Een beetje het principe achter elke religie (‘laten we bidden in de hoop dat het niet misgaat’), maar dat terzijde.
En ik moet bekennen dat ik er zelf ook wel gevoelig voor ben, ondanks mijn rationele en sceptische geest. Weten en voelen is toch vaak anders. Het feit dat gisteravond in Tilburg het eerste Nederlandse coronaslachtoffer is gevallen (‘waar was u toen het gebeurde?’) maakt me toch een beetje zenuwachtig. Terwijl ik weet dat er bij een gewone seizoensgriep ook altijd een klein percentage zal overlijden (0,1 procent, tegenover een verwachting van 2,4 procent bij corona).
Ach ja, de meeste angst is irrationeel, dat weten we allemaal. En toch zijn we bang. Het is sterker dan onszelf. Zelfs hersenprofessor Erik Scherder (uweetwel, die überblije opa van DWDD) heeft talloze angsten. Angst om op de snelweg te rijden, vliegangst, faalangst, hypochondrie en angst voor de dood. In DWDD liep hij samen met presenator Matthijs van Nieuwkerk leeg over hun gedeelde angsten. Tafeldame Roos Moggré kon ook meepraten over haar paniekstoornis. Maar zij zocht tenminste psychologische hulp, en met succes. Maargoed, angst voor de dokter is óók angst. En zo blijven we gevangen in ons eigen brein. Een mens lijdt het meest, aan het lijden dat hij vreest.
In mijn jeugd waren we collectief bang voor berenklauwen, drijfzand, zure regen en kinderlokkers. Later werden dat terrorisme, klimaatverandering en polarisatie. Ik weet nog dat ik ten tijde van de Legionellaramp, ik was toen 14, doodsbang was als ik langs een fontein fietste, aangezien de nevel van te lang stilstaand water dodelijk kon zijn, zoals op de Westfriese flora een brandslag waarmee bubbelbaden waren gevuld de oorzaak was van de ellende. Toen kregen we ook nog SARS, de vogelgriep en BSE, oftewel de gekkekoeienziekte. Oh ja, en de Mexicaanse griep. Ik weet nog dat er destijds, in het pre-WhatsApp-tijdperk doorstuur-sms’jes ‘viraal gingen’ met een flauwe mop: je telefoon was ‘besmet’ door de Mexicaanse griep.
En ook nu heb ik mijn angsten nog lang niet onder controle. Spinnen, een vreemd luchtje in de auto, bloedprikken, de tandarts, de vrees dat één van mijn dierbaren iets overkomt. Toch wil ik niet in angst leven. ‘Mens, durf te leven’ is mijn lijflied. Ik zoek mijn heil in de muziek en de literatuur. En dan niet de dystopische, zoals het oude Europa dat instort in de roman Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer (de ziekte van Pfeiffer, ook zo’n angst van vroeger). Een hotel met dezelfde naam in Innsbruck werd onlangs getroffen door het coronavirus. En zo komen de literatuur en werkelijkheid bij elkaar. We zullen ten onder gaan in de woorden van witte middelbare mannen.
Nee, dan toch liever de zachte vrouwelijke krachten, desnoods tegen beter weten in. De hoop zoals Griet op de Beeck weergaloos verwoordde, al is ze sentimenteel: laten we durven. “Laten we moed houden, durven wankelen en redden wat er te redden valt. Onszelf bijvoorbeeld, en mekaar. Laten we pantsers afleggen, en het en de andere tegemoet treden, telkens weer.” Ja, laten we durven, desnoods met een mondkapje op.